Les 3. Figuren en grafieken
3.2 andere veel voorkomende figuren
Hieronder zal ik een aantal veel gebruikte type figuren kort bespreken. Veel aanpassingen die je zou willen doen aan de assen of teksten zijn voor alle of een deel van de figuren gelijk. Een overzicht hiervan geef ik in les 3.3, en bespreek ik hier nu niet steeds opnieuw.
Aan bod komen onder andere:
barchart
Plot
Lines
curve
scatter
boxplot
scatter3
qqplot (deze noem ik al in les 3.1)
plot
Met behulp van plot kun je 2 eigenschappen van objecten of subjecten tegen elkaar uitzetten. Bijvoorbeeld de temperatuur en druk in vaten of de lengte en het gewicht van personen. Als we dezelfde L gebruiken als in les 3.1 en
> W <- c(55,58,67,65,65,72,80,80,57,63,64,57,57,66,62,52,70,
75,57,53,65,66,67,71,75,59,67,71, 62,64,61,60,52,73,65,65,59,61,63,64,58,54,83,66,66,63,64,59,60,55)
> plot(L,W)
Geeft het volgende plaatje
In dit plaatje kan je op dezelfde manier als bij histogrammen de kleur veranderen, de range van de assen en de labels veranderen en een titel en tekst in het plaatje toevoegen. Zie ook ?plot.
Met behulp van type kan je het soort plot bepalen. Zo kun je bijvoorbeeld ook een bepaalde eigenschap van een object of subject (op de y-as) afzetten tegen de tijd.
> Tijd <- c(1,2,3,4,5,6,7)
> Zon <- c(5,2, 4,1,6,7,8)
> plot(Tijd,Zon, type=”l”,col=”orange”)
lines
Bij plot werkt add+TRUE niet. Een tweede plaatje kun je hier nu inbrengen met
> Regen <- c(8,7, 5,5,1,0,0)
> lines(Tijd,Regen,col=”blue”)
BINNENKORT MEER!